De tweede klas

In de tweede klas leren de kinderen om steeds langer aaneengesloten geconcentreerd aan het werk te zijn. Dat is op verschillende gebieden te zien; in het plezier om langdurig en op eigen wijze de schriften te verzorgen, in het steeds gerichter zelfstandig willen inoefenen van leervaardigheden en in het vermogen om een spel buiten echt uit te spelen. Samenwerking hoeft steeds minder door de leerkracht gestimuleerd te worden. Vanzelfsprekend zoeken de kinderen elkaar op om elkaar te helpen of te stimuleren. Spontaan wordt een lied ingezet in een groepje samenwerkende kinderen en couplet na couplet uitgezongen. Initiatief wordt genomen, waardoor de individuele kinderen meer zichtbaar worden. De blik waarmee de kinderen naar alles wat zich om hen heen afspeelt kijken wordt scherper. Soms zelfs erg scherp, want het hart van een tweede klasser ligt op de tong. Vriendschappen en emoties wisselen nog snel. Kinderen proberen daarin ook met zichtbaar plezier waar de grenzen liggen. Hoe reageert een klasgenoot wanneer ik boos doe? Hoe reageert een leerkracht, wanneer ik niet gehoorzaam? Op de meest onverwachte momenten tonen de kinderen hun vindingrijkheid in het omgaan met regels en afspraken. Openhartig en spontaan zijn ze wanneer situaties worden nabesproken. Ze willen zo graag leren hoe het allemaal moet.

De vertelstof van het jaar zijn de fabel en legende. In de fabels worden dieren met menselijke karaktereigenschappen op scherpzinnige wijze neergezet. De dieren zijn sluw, moedig, gulzig en daarin onverbeterbaar. Ze houden een spiegel voor door hun eenzijdigheid en uitvergrote eigenschappen. De legende handelt over mensen die tot inzicht zijn gekomen. De heilige was niet altijd heilig. Zowel uit de fabel als uit de legende spreekt een natuurlijke moraal, waarbij een oordeel over goed en kwaad onuitgesproken blijft.
Een ander thema dat het hele jaar door verschillende lessen verweven is, is te karakteriseren met het woord ‘dialoog’. Zo vinden we in de schilderlessen de oefeningen tussen de complementaire kleuren, in de vormtekenlessen de spiegeloefeningen, in de muzieklessen de vraag- en antwoordliedjes, in de gesprekken het oefenen met elkaar te spreken en in de fabels de letterlijke dialoog.